Steden zijn altijd in beweging. Of het altijd in de goede richting is betwijfel ik. Een stad moet in elk geval een visie hebben; over wie en wat ze wil zijn voor haar bewoners, het zakenleven, haar bezoekers en toeristen, nu en in de toekomst. In ‘the death and life of great American Cities’ van Jane Jacobs betoogt zij dat een stad een levendige gemeenschap is van grote complexiteit; een grote ruimte zonder delen waar je niet wilt komen, waar functies zijn gemixt en elkaar versterken. Dit in tegenstelling tot uber-modernist Le Corbusier met zijn Charte d’Athenes uit 1943; de stad als een machine: steden met industrieel vervaardigde woontorens in parken die neutraal en eindeloos vermenigvuldigbaar zijn over de hele wereld. Zoals de Franse banlieues in de jaren ’50 en ’60 en ook Shanghai zich de afgelopen decennia hebben ontwikkeld. Hier zijn functies gescheiden en ondersteunen ze elkaar niet meer. Jacobs bepleit juist een zekere mate van rommeligheid, het creëren van verbondenheid en levendigheid met drukke straten en bezochte parken.
Rotterdam is een voorbeeld van een stad met een naoorlogs Le Corbusier-achtig centrum (met onder meer de Lijnbaan sinds 1951) waar in de wederopbouw wonen is gescheiden van werken. Hierdoor is het nu moeilijk om verbinding te creëren tussen gebieden. Destijds werden inwoners, mede gedreven door de Nota’s van Ruimtelijke Ordening, de verloedering van binnensteden en het goedkoper worden van de auto, naar zogeheten groeikernen als Zoetermeer, Lelystad en Almere getrokken. Voorsteden en buitenwijken werden (en worden) vaak grootschalig opgezet met gebrek aan een goede mix van functies, zoals goede voorzieningen in een woonwijk. Met als resultaat dat deze plekken te georganiseerd, anoniem en zielloos in gebruik worden genomen.
Een ander voorbeeld is Utrecht, een stad die zich heeft weten te herstellen van de sterke krimp van haar inwonertal na het verlies van werkgelegenheid door vertrek van de zware industrie in de jaren 70-80 (Demka en Kraanspoor). Vanwege haar universiteit is in Utrecht zeer gewenste post-industriële werkgelegenheid ontstaan. Dit trok ambitieuze mensen die zich tot een sterke community hebben ontwikkeld; het sociale kapitaal. Van waaruit vraag naar cultuur en leisure ontstond, in haar van oudsher rommelige, monumentale en levendige binnenstad. Dat trekt creativiteit en vervolgens weer werkgelegenheid aan.
Amsterdam is voor mij, niet geheel objectief, dé stad; organisch gegroeid van een kleine havennederzetting naar een stad van internationale allure. Een stad die wat betreft stedelijke ontwikkeling en beleid zeker niet altijd de juiste keuzes heeft gemaakt in haar bestaan en de laatste decennia uit haar voegen knalt, maar bruist van levendigheid. Wel staan we hier voor een grote uitdaging om te zorgen dat wonen in de stad betaalbaar blijft en daarmee haar ziel behoudt en we ons allemaal Amsterdammers blijven voelen.
Elke maand verschijnt er een column van Elsbeth Quispel over een onderwerp dat gerelateerd is aan de waarde van de stad. Hierin geeft zij haar visie op de maatschappelijke relevantie van steden, stedelijke ontwikkeling en dus ook vastgoed. Deze visie komt tot stand vanuit intern onderzoek en dialoog met interne en externe stakeholders, in nauwe samenwerking met consultants en analisten uit ons Real Estate Strategy & Innovation team. Meer achtergrond is te vinden in de gelijk genaamde Insights paper: de ziel van een stad.
Real Estate Strategy & Innovation is de service line binnen Cushman & Wakefield die een leidende rol neemt bij data gedreven strategische adviesopdrachten binnen de vastgoedmarkt. Waarmee we als professional real estate services company strategie en executie aan elkaar verbinden en blijvende toegevoegde waarde leveren aan onze opdrachtgevers
De volgende column sluit aan bij ‘De ziel van een stad’ en gaat over agglomeratie.
Elsbeth Quispel,
Head of Strategy & Innovation
Cushman & Wakefield
Dit artikel is gesponsord door Cushman & Wakefield.