Op het hakblok van de politiek

Op het hakblok van de politiek
Ruud de Wit

Ik heb de ontwikkelingen in Rotterdam rond het rapport van de Rotterdamse Rekenkamer 'Voor het Blok gezet' met stijgende verbazing gevolgd.

Met name omdat de verwikkelingen hebben geleid tot het opstappen van de ervaren wethouder Adriaan Visser. Voor wie het allemaal ontgaan is, een korte uitleg. Het rapport ‘Voor het Blok gezet’ gaat over de tijdelijke erfpachtregeling die de gemeente Rotterdam in 2009 overeenkwam met ontwikkelaar LSI. Deze regeling ging over het Schiekadeblok, naast Rotterdam Centraal. Het voor de uitstraling van de stad belangrijke gebied werd bij deze deal door de gemeente van LSI gekocht voor 52 miljoen euro en vervolgens in erfpacht teruggegeven. Door financiële problemen kon het bedrijf na enige jaren die erfpacht niet meer opbrengen. Deze kwestie heeft de gemeente minimaal 20 miljoen euro gekost.

Hoewel het rapport geen namen van verantwoordelijken voor de erfpachtregeling met LSI noemt, is het niet moeilijk de drie hoofdrolspelers te benoemen. De verantwoordelijke wethouder voor de PvdA was in 2009 Hamit Karakus. Visser was in dat jaar directeur van het OBR en was sinds 2018 voor D66 wethouder van onder meer Financiën en Grote Projecten. En Carl Berg is nu kartrekker van het nieuwe stadionproject City Feyenoord. Met name de twee topambtenaren wordt in het rapport van de rekenkamer solistisch handelen verweten en, met terugwerkende kracht, het onjuist weergeven van de risico’s die bij de erfpachtregeling voor de hand lagen. De oppositie in de raad van Rotterdam lust hier wel pap van.

Visser heeft niet bepaald gelukkig gereageerd op het bekend worden van de uitkomsten van het aanvankelijk vertrouwelijke rapport van de rekenkamer. Hij zou het rapport hebben gelekt naar de media om de inhoud ‘bij te sturen’. Dat hij daarbij ‘in een emotionele opwelling’ en ‘onverstandig’ heeft gehandeld, heeft hij inmiddels toegegeven. Daarom heeft hij ontslag genomen. De oppositie in de Rotterdamse gemeenteraad laat het daarbij echter niet zitten en heeft alsnog aangifte gedaan tegen Visser wegens ‘het lekken van geheime stukken’. Ik ben ervan overtuigd dat het OM deze aangifte naast zich neer zal leggen.

In deze opstelling ten opzichte van een voor Rotterdam zeer belangrijke wethouder en voormalig topambtenaar wordt door de oppositie gemakzuchtig voorbij gegaan aan een belangrijk deel van de inhoud van het kritische rapport van de rekenkamer. Namelijk de genuanceerde reactie van het College op de kritiekpunten. Ik heb het rapport - dat via internet toegankelijk is – goed bestudeerd en begrijp de kritische punten bij de erfpachtdeal van de gemeente Rotterdam met LSI over het Schiekadeblok voor een deel eveneens. De kritiek is overigens niet nieuw. Al in 2009, toen de gemeente Rotterdam de deal met LSI sloot en wethouder Karakus deze met succes verdedigde in de raad, was er in vastgoedkringen verbazing over. LSI stond op dat moment om opvallen en was ook niet bepaald de meest transparante vastgoedonderneming van ons land.

Het Schiekadeblok was overigens niet het enige project waarvoor Rotterdam in 2009 de tijdelijke erfpachtregeling invoerde. In totaal ging het om negen projecten en een – het Schiekadeblok – belangrijke gebiedsontwikkeling. Een van die projecten die door de tijdelijke erfpachtregeling zijn ‘gered’, is de Markthal Rotterdam. Ik heb daarover eind 2017 een boek geschreven, samen met Provast-ontwikkelaar Hans Schröder. In ‘Bloedstollend vastgoedverhaal Markthal Rotterdam’ komt ex-wethouder Karakus aan het woord over die erfpachtregeling. Ik citeer: ‘In 2008 heb ik een maatregelenpakket samengesteld en door de raad laten bekrachtigen om te voorkomen dat voor de stad wezenlijke projecten als gevolg van de crisis zouden stilvallen. Ik had daarvoor een platform van verschillende marktpartijen en adviseurs. (-) Mijn vraag aan dat platform was: als de crisis doorzet, wat moeten wij als gemeente doen, met ons ambitieniveau, om te voorkomen dat partijen en projecten onderuitgaan? De projecten waarvoor dat gold, waren onder meer De Rotterdam, Calypso, de Markthal en Central District. Ik wilde voorkomen dat deze vastgoedprojecten niet zouden doorgaan, omdat de ontwikkelaars die projecten niet meer gefinancierd kregen bij de banken, terwijl er wel degelijk vraag was van de kant van eindgebruikers en beleggers. Als gemeente wilden wij dus een garantie hebben dat projecten afgebouwd zouden worden en niet halverwege zouden stilvallen. Het belangrijkste element van dat pakket maatregelen was de tijdelijke erfpacht.’ (-) Eén ding weet ik zeker: als we die tijdelijke erfpachtconstructie niet hadden toegepast, was de Markthal er nooit gekomen. Risico en ambitie moeten met elkaar in balans zijn en daarvoor hebben we gezorgd. Wij hebben altijd controle gehouden voor het geval het mis zou gaan. Maar ik realiseer me heel goed dat als het mis was gegaan, dat tot een enorm publiekelijk en politiek debat zou hebben geleid. Tijdelijke erfpacht of niet.’

Een vooruitziende blik van Karakus, want dat debat is er gekomen. Niet over de Markthal, maar over het Schiekadeblok. En Visser is de Kop van Jut geworden. Toch durf ik te stellen dat de erfpachtregeling van 2009 een uitstekend en gedurfd initiatief van de gemeente Rotterdam was. In het geval van het Schiekadeblok hadden ze die regeling – zeker achteraf – misschien beter niet kunnen laten gelden. In het rapport van de rekenkamer geeft het huidige college dat ook impliciet toe. Met het rapport zelf is dus niet zoveel mis, wel met de manier waarop de oppositie in Rotterdam en sommige journalisten het ‘op de man’ spelen. In het geval van Visser – en ook van Karakus – geldt niet zozeer ‘Voor het Blok gezet’, maar ‘Op het Hakblok’ van de politiek en de media geplaatst. Eigenlijk een politieke executie.

Over de auteur:
Ruud de Wit was oud hoofdredacteur bij Vastgoedmarkt  (2001 tot 2010)

Ruud de Wit

Ruud de Wit

Voormalig hoofdredacteur Vastgoedmarkt

Ruud de Wit was tussen 2001 en januari 2011 hoofdredacteur van Vastgoedmarkt. Vanaf 1 januari 2011 is De Wit freelance journalist voor Vastgoedmarkt en schrijft hij een maandelijkse column. Daarnaast werkt hij, op ad hoc basis, voor een aantal vastgoedbedrijven als consultant.

Daarvoor was hij zeven jaar lid van het MT/hoofdredactie van de regionale krant Limburgs Dagblad. Hij was verder 15 jaar buitenlands correspondent voor de GPD-bladen en een groot aantal Nederlandse omroepen in Suriname, Zuid Afrika en Spanje/Portugal. De Wit studeerde Nederlandse Taal- en Letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam, is getrouwd en heeft drie kinderen.