Dat meldt de Nederlandsche Bank (DNB) in het Overzicht Financiële Stabiliteit Voorjaar 2019. Een eventuele nieuwe huizenprijsdaling kan significante gevolgen hebben voor de Nederlandse economie en ook voor het Nederlandse bankwezen.
'Banken hebben hun kredietvoorwaarden voor hypotheken in de afgelopen twee jaar versoepeld. Bovendien hanteren zij opnieuw lagere risicogewichten voor hypotheken, waardoor zij minder kapitaal aan hoeven te houden voor hun hypothekenportefeuille. De lagere risicoperceptie bij banken staat op gespannen voet met de toegenomen zorgen over de oververhitting van de huizenmarkt.'
Terugval verstrekt
DNB ziet een duidelijk verband tussen de ontwikkeling van huizenprijzen en de economische groei. 'De ontwikkelingen op de woningmarkt versterken de conjuncturele schommelingen in de economie. De sterke prijsstijgingen op de woningmarkt hebben de economische groei de afgelopen jaren een flinke impuls gegeven, terwijl de prijsdalingen op de woningmarkt ten tijde van de crisis de economische terugval juist versterkten.'
De prijzen van woningen stijgen nog steeds, zij het minder hard dan voorheen. De betaalbaarheid verslechtert hierdoor en de krapte op de huizenmarkt houdt aan, constateert DNB.
Prikkel wegnemen
'Het is duidelijk dat de krapte op de Nederlandse woningmarkt niet op korte termijn zal verdwijnen. Een belangrijke uitdaging is om de bouw van nieuwe woningen minder cyclisch te maken. Tijdens de crisis is de productie van woningen sterk gedaald. Hierdoor is veel capaciteit verloren gegaan, zowel in de bouwsector als bij de gemeenten. Deze beperkte capaciteit maakt het op dit moment moeilijk om de productie van nieuwe woningen te verhogen.'
Verder pleit DNB voor minder bevoordeling van koop ten opzichte van private huur. 'Een meer fiscaal neutrale behandeling van de eigen woning kan de conjuncturele prijsschommelingen verminderen door de prikkel tot schuldfinanciering weg te nemen. Bovendien kan het private huursegment zich dan verder ontwikkelen. De private huursector in Nederland is momenteel erg klein, mede als gevolg van de hypotheekrenteaftrek in de koopsector, en de subsidies in de sociale huursector.'