Gedachten over een kaaswinkel in Amsterdam

Met enige verbazing las ik het bericht dat de bestuursrechter akkoord is gegaan om een nieuwe kaaswinkel van de Amsterdam Cheese Company te sluiten. De hoofdstad hanteert sinds 6 oktober vorig jaar een gemeentelijk verbod op nieuwe toeristenwinkels en de bestuursrechter heeft het beroep daartegen door de retailer verworpen.

Het gaat hier om een voorbereidingsbesluit van de gemeente, op voorstel van het stadsdeel Centrum en de Amsterdamse gemeenteraad. Het is duidelijk dat de gemeente er geen gras over laat groeien om het massatoerisme in de stad een halt toe te roepen, en begint daarmee met het aan banden leggen van kaasverkopen aan buitenlanders.

Kaas en kaaswinkels gaan me nauw aan het hart. Mijn opa had in het verre verleden een kaaszaak in hartje Nijmegen. Die zaak is er nog steeds en is in handen van neef Roland. Kaas van De Wit is een begrip in Nijmegen en ver daarbuiten. Kaaszaken moeten niet gesloten worden, maar juist hun winkeldeuren ver open hebben staan, is mijn stellige overtuiging.

Eenzelfde lot als de nieuwe kaaswinkel van de Amsterdam Cheese Company staat blijkbaar alle nieuwe bedrijfjes en winkels te wachten die zich in het stadscentrum op de toeristenmarkt richten, zoals ticketshops, fietsverhuur bedrijven en winkels die zich richten op de consumptie van ijs en zoetigheden.

Hoe gek kun je het als overheid maken! Jarenlang heeft de gemeente zich uitgesloofd om de stad internationaal als toeristenbestemming op de wereldkaart te krijgen – I love Amsterdam – en nu er sprake is van toeristische overlast in bepaalde delen van het centrum, slaat het bestuur van de stad wild om zich heen met maatregelen om te voorkomen dat toeristen zich nog kunnen ver-maken en hun geld kunnen uitgeven.

De populaire bierfiets is al weg, Airbnb wordt het moeilijk gemaakt, nieuwe hotels in het centrum hebben geen enkele kans en illegale hotels worden gesloten. Nog eventjes, en het stadscentrum wordt op bepaalde momenten van de dag gesloten voor toeristen en kunnen deze alleen nog maar over de Kalverstraat lopen als ze zich van tevoren hebben aangemeld. Er komt vast ook een pasjessysteem om lokale ‘echte Amsterdammers’ een voorkeursbehandeling te geven bij het shoppen van kaas. Als je als toerist een thuiswedstrijd
van Ajax wilt bezoeken, kun je dat de komende jaren vergeten. Echte Amsterdammers gaan voor!

In twee van mijn vorige columns heb ik de links-elitaire en weinig coherente manier van besturen in de stad Amsterdam aan de kaak gesteld. Met als centraal thema: een hetze tegen private woningbeleggers, maar daarnaast er wel alles aan doen om buitenlandse bedrijven met veel geld en privileges naar binnen te loodsen ‘vanwege de werkgelegenheid’. Op dat gebrek aan duidelijk en visierijk beleid sluit het ‘kaaswinkelbesluit’ uitstekend aan.

Dat voorbereidingsbesluit is volgens mij helemaal niet nodig. Elke gemeente – dus ook Amsterdam – heeft voldoende middelen om bepaalde (retail- en vestiging)keuzes mogelijk te maken en ongewenste (vastgoed)ontwikkelingen tegen te gaan. Onder meer op basis van de bestemmingsplannen en integriteitsafwegingen. Maar juist daarmee is de afgelopen decennia het nodige
misgegaan, met als gevolg dat de binnenstad van Amsterdam – zeg maar de grachtengordel – de exclusieve speeltuin van nationale en internationale welgestelden is geworden. Blijkbaar wordt hun ‘omgevingsruimte’ te veel verknoeid door vooral jeugdige toeristen, die blijkbaar behalve een goede joint ook een lekker stuk kaas willen bemachtigen.

Ik heb in de jaren zeventig en tachtig ook in het centrum van Amsterdam gewoond. En inderdaad, als ik nu in hartje Amsterdam kom, herken ik niets meer van de ‘goede oude, veelal geromantiseerde binnenstad’ van toen. Waar veertig jaar geleden een kaaszaakje en melkboer zaten, zit nu een Ierse pub. Waar ik mijn brood kocht bij die aardige warme bakker, heerst nu een koffieshop. En de fietsenstalling is herontwikkeld tot restaurant. Maar daarin staat Amsterdam niet alleen, alle grote en toeristisch aantrekkelijke steden laten dit soort ontwikkelingen zien. Dat is een aspect van globalisering, meen ik.

Retail is voor consumenten. Zolang die consumenten een product zien zitten en kopen, blijft een winkel open. Als de belangstelling en het rendement tanen, komt er een andere retailer met een ander product in. Dat geldt voor kleding, toeristische prullaria, sigaretten en ook voor kaas. Zo simpel is het, maar de stadselite zeurt en dat heet dan in goed gemeentejargon ‘verschraling van het winkelaanbod en een afname van de leefbaarheid voor bewoners’.

Amsterdam zegt gastvrij en tolerant te zijn, maar daar kun je best je twijfels over hebben. Amsterdam weet simpelweg niet wat het als stad wil. En daarom verbaas ik me erover dat zelfs de bestuursrechter zich een oordeel aanmeet over een nieuwe kaaswinkel, omdat deze ‘slechts een beperkt kaasaanbod heeft’, een reclame-uiting hanteert als ‘Our cheeses are ready to fly’ en zich
dus daarom voornamelijk zou richten op buitenlandse klanten. Doen dat niet vrijwel alle retailers in het centrum van Amsterdam: kleding verkopen, joints aansteken, bier en jenever schenken en tappen, koffie serveren, bonbons aanbieden en ga zo maar door? En is het internationale succes daarvan juist daarom niet een van de economische pijlers van de stad en verre omgeving? Dit stadsbestuur houdt duidelijk niet van kaas en begrijpt het belang ervan niet.

Over de auteur
Ruud de Wit is voormalig hoofdredacteur van Vastgoedmarkt.

Deze column verscheen in Vastgoedmarkt van februari 2018